(wandelen en recreëren langs de Vecht)
In mijn vorige blog schreef ik -meer associatief- over het water van de rivieren, en bracht dat in verband met de liturgie.
Dat water alles te maken heeft liturgie, ontdekte ik tot mijn verrassing vandaag ook al studerend, toen ik me weer eens verdiepte in de boeiende studie van prof.dr. Rudolf Boon (1920-2014): ‘De joodse wortels van de christelijke eredienst‘ (tweede druk, 1973).
In het eerste hoofdstuk van dit boek schetst Boon de ontwikkeling van de synagoge(dienst).
Gaandeweg nam de liturgie van de synagoge functies van de (later verdwenen) tempeldienst over.
De offers verdwenen, maar de gebeden en de Torastudie namen die plaats over.
De gebeden vervingen het reukwerk, en door schuldbelijdenis kon vergeving van zonden ontvangen worden, en zo tot God genaderd worden. Ook de Bijbelstudie had hier alles mee te maken.
Iets wat beide (gebed en Woorddienst) ook in de kerkelijke diensten kernzaak is en blijft.
Boon schrijft over de synagoges (p.16):
”Zo worden de bede- en leerhuizen geïdentificeerd met Jakobs tenten, die in Numeri 24:5,6 – volgens een rabbijnse versie van de tekst worden vergeleken met waterstromen en gaarden aan een rivier:
‘Welk verband bestaat er tussen waterstromen en huizen van studie en gebed?
Zoals degenen, die besmeurd zijn, de waterstromen ingaan, zich daarin baden en er gereinigd uit
opkomen,
zo is het ook gesteld met de huizen van studie en gebed: vol van zonden treden mensen er binnen,
maar gereinigd (van zonden) en vervuld van (Gods) geboden komen zij er uit.‘ ” 1)
Toen ik dit las, dacht ik: wat mooi, dat beeld van de waterstromen en de rivier!
Toeval of niet, ik had voor mijn persoonlijke bijbelstudie net Psalm 1 gelezen.
En legde daar nu dus ook voor het eerst het verband met het bedehuis, als er in vers 3 staat:
Hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken.
Die ‘hij’ is in de psalm de mens die zich richt op het bestuderen en doen van Gods geboden/Tora en Woord.
Dus, mogen we deze psalm ook niet verbinden met het bede- en studiehuis?
Zeker als we de zojuist aangeduide tekst uit Numeri 24: 5-6 eens lezen:
Hoe goed zijn uw tenten, Jakob!
uw woningen, Israël!
Als beekdalen strekken ze zich uit,
als tuinen aan een rivier;
de HEERE plantte ze als aloë’s,
als ceders aan het water.
Ook hier weer het beeld van het rivierwater, en je daardoor laten meenemen/voeden:
wie deelneemt aan de liturgie verfrist zich, reinigt zich, laaft zich.
Hoe kwam het trouwens dat men synagoges als min of meer gelijkwaardig aan de tempeldienst ging zien?
Dat kwam, aldus Boon, voor een niet onbelangrijk deel wegens de ballingschap.
Het volk verbleef in Babel, door eigen schuld.
De tempel was verwoest.
En de vraag kwam op: heeft God met ons gebroken?
Maar… toen kreeg de profeet Ezechiël zijn visioenen.
Die vonden o.a. plaats: aan de rivier Kebar! (Ezechiël 1:1)
Daar kreeg Ezechiël te zien en horen dat God met zijn volk meegegaan was,
weg uit Jeruzalem, naar de plek waar ze nu vertoefden.
Ondanks hun zonde en schuld liet Hij hen niet los, maar zou weer genadig zijn
En aan het einde van het boek krijgt Ezechiël het visioen van de tempel te zien, zo kwam mij ook nog in gedachten.
Daar vertelt Ezechiël (Ez.47:1-12):
Daarna bracht Hij mij terug naar de ingang van het huis.
En zie, er stroomde water uit, van onder de drempel van het huis naar het oosten,
(…)
En langs de beek, langs de oever ervan, zullen aan deze kant en aan de andere kant
allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan het blad niet zal verwelken en waarvan de vrucht niet zal opraken.
Elke maand zullen ze nieuwe vruchten voortbrengen,
want het water ervoor stroomt uit het heiligdom.
Kortom, ook hier een heel duidelijk verband tussen het water, het heiligdom, de bomen die vrucht dragen, als men zich naar Gods huis begeeft.
Vergelijk nog eens Psalm 1:3:
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,
die zijn vrucht geeft op zijn tijd,
waarvan het blad niet afvalt.
(Trouwens precies hetzelfde visioen als in Ezechiël keert ook terug in het boek Openbaring, bij het ‘nieuw Jeruzalem’, lees Openbaring 22: 1-2 maar eens.)
Kortom, als er ergens een Godshuis staat, mag je als mens weten: daar is water te vinden!
Soms staat een synagoge of kerk zelfs aan het water.
Hoe dan ook: een stimulans om te blijven gaan, je te blijven verbinden met de eredienst aan God.
Die zo goed en heilzaam is!
En… dat de Here God geen gebedshuis overslaat, beargumenteren de rabbijnen vanuit Hooglied 2:8,9, zo geeft Boon aan. De tekst luidt:
De stem van mijn Liefste!
Zie, daar komt Hij,
springend over de bergen,
huppelend over de heuvels.
Mijn Liefste lijkt op een gazelle.
Als een gazelle, zo is gezegd, springt de Here God als het ware liefdevol van gebedshuis naar gebedshuis.
Net zoals Hij vanuit Jeruzalem meebewoog naar Babel.
Zo weet Hij alle gemeenschappen te vinden die in zijn Naam samenkomen.
Waar ook ter wereld.
Op al die plaatsen zal water te vinden zijn!
Heeft Christus het niet Zelf gezegd, op de dag van samenkomst tijdens een belangrijk feest (Joh.7:37-38):
Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.
Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.
1) Tanna de be Elijahoe (ed. M. Friedmann, Wien 1902) p.116.
‘