Corona heeft ons als samenleving in zijn greep.
We ervaren met de dag meer hoe ongrijpbaar, bedreigend dit virus is.
Als een reactie hierop zijn velen gaan ”hamsteren”.
Misschien wel om zo het gevoel te hebben nog íets te kunnen doen in deze situatie.
Om voorbereid te zijn op wat mogelijk komen gaat.
De beelden van lege schappen zijn inmiddels maar al te bekend.
Wie te laat komt heeft pech, grijpt mis, vist achter het net.
Wat kenmerkend is aan dit ”hamsteren”, is dat het gaat om de eígen zekerheid, de eígen volle boodschappenkar en provisiekast.
Ook in breder opzicht lijkt dit dé reactie van onze samenleving op corona: we hebben het ook in de media over niets anders meer!
Alle uitzendingen staan in het teken van maar één ding:
dit virus dat óns bedreigt.
Wie de radio aanzet, hoort binnen vijf seconden het ”C-woord”.
Enerzijds, geen misverstand, zéér begrijpelijk, dat we zo reageren.
Want wat speelt er allemaal wel niet…
Daar hebben we de handen meer dan aan vol.
Tegelijk bekruipt me een zeer ongemakkelijk gevoel.
Waar hoe zat het ook weer met al die vluchtelingen daar bij Griekenland?
Die kinderen daar, zónder iemand die naar hen omziet,
zo kwetsbaar als wat,
zijn zij dan ineens níet belangrijk meer?
Doen zij er niet meer toe, nu wíj bedreigd worden door corona?
Ik parkeer deze vragen even, en neem u mee naar een verhaal van lang geleden.
Maar, tegelijk zo actueel als wat!
In Israël was er hongersnood. Het eten was op.
Het was zo erg geworden dat er zelfs niets te hamsteren meer víel.
De schappen waren leeg.
De mensen moesten het doen met wat er thuis nog op de plank stond.
In die situatie was er een vrouw.
Ze had geen man, ze stond er helemaal alleen voor, in een economisch loodzware tijd.
Wat ze wél had, was haar zoon.
Voor hem en zichzelf wilde ze van het laatste beetje eten dat ze had een maaltijd klaarmaken.
Op dat moment komt er een man aan.
Het is Elia, de profeet (maar dat weet zij vermoedelijk niet).
Elia vraagt haar of zij hem wat eten wil geven,
waarop zij aangeeft alleen nog maar nét genoeg te hebben voor zichzelf en haar zoon.
Tóch…onbegrijpelijk… biedt zij Elia dit laatste beetje aan…
Wat een indrukwekkend voorbeeld van hoe je als mens en samenleving óók kunt reageren,
ook al heb je de handen al vol aan jezelf.
Dit verhaal stelt ons daarom een gewetensvraag.
Schiet je zó vol van je eigen nood, dat je vergeet/verleert ook nog aan de ander te denken?
Of… blijft het je vaste voornemen mét de ander te delen, ook van je eigen tekort?
Lukt het ons, juíst ook nu, aan de ander te denken?
De nood van de vluchteling ook op onze agenda te plaatsen?
Of, dichterbij huis, misschien die straatgenoot die zichzelf niet kan redden, en nú dringend hulp nodig heeft?
Het verhaal van deze vrouw leert ons: er rust zegen op zo’n poging, zo’n houding.
Want: toen de vrouw van haar olie en meel deelde met Elia,
raakte dit plots niet meer op!
In die zin is deze crisis die wij nu meemaken,
een test en een kans voor onze samenleving:
wat zegt deze crisis over óns?
Wie zijn wij nu?
Hoe gaan wij om met ónze zorg en die van de ánder?
Voor beide zaken is plek in het oude bijbelse gebod:
Zorg voor je medemens, zoals je ook voor jezelf zorgt! (Leviticus 19: 18)
Wie óók voor de ander zorgt, zal merken dat ook zijn eigen olie en meel niet opraken.
Durven we dit te geloven?
Of nog beter: te doen?!
—
Dit verhaal lees je in de Bijbel in 1 Koningen 17: 7-16